Kalk
wordt gemaakt van
schelpen,
direct of indirect. Wanneer schelpen gemalen en
gebrand worden, noemen we het product 'schelpkalk'. De andere kalk is
steenkalk, maar de hiervoor gebruikte
kalksteen
dank zijn ontstaan uiteindelijk
ook aan schelpen.
Het branden van de fijngemalen schelpen gebeurt in een
kalkoven.
Daarvan kenden onze streken er vroeger heel wat. In Nederland stonden de laatste, die nog gebruikt werden,
in Harlingen. Toen deze fabriek gesloten werd, ontstond er een probleem in de
restauratiesector,
waar de behoefte aan schelpkalk groot is. Daarom werd de productie er na
enkele jaren weer opgestart.
Bij de productie van schelpkalk horen er geen herkenbare schelpresten meer over te blijven.
Zie je die wel, dan is òf de kalk niet voldoende gebrand,
òf de leverancier heeft goedkopere steenkalk 'vervalst' door er schelpresten aan
toe te voegen, òf de schelpkalk is prima, maar het als toeslag gebruikte
zand
bevatte schelpresten.
Tot 1960 werden schelpen nog op het
strand
opgeraapt, maar al in 1880 zogen schepen
schelpen op van de zeebodem. Dat zijn dan kokkels, grotere, gestreepte schelpen.
Rijkswaterstaat waakt tegen uitputting van deze schelpenbanken door middel van vergunningen.
De gewonnen schelpen kunnen enorm variëren in leeftijd, de meeste zijn tussen de 300 en 1500 jaar oud.
Tekst: Jean Penders (05-2010). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders