Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Processie

Eén van de verschillen tussen zuid- en noord-Nederland is de manier waarop het tot enkele generaties geleden in het zuiden nog gebruikelijk was om het geloof ostentatief op straat uit te dragen. Als onderdeel van dat wat 'het rijke Roomse Leven' werd genoemd. De processie is er het beste voorbeeld van: een plechtige stoet, die met veel vertoon door de straten trok. In (vrijwel) geheel katholieke streken was het een feest voor heel de gemeenschap. De fanfare voorop, dan de priester met een monstrans en eventueel dragers met reliekschrijnen. De schutterij hoorde er natuurlijk ook bij. De gelovigen sloten in groten getale de stoet. Het feest begon met een eucharistieviering in de kerk, de stoet eindigde daar ook. Maar het feest kon daarna nog de hele dag duren.
De verleden tijd is eigenlijk niet goed gekozen: processies zijn er nog steeds, maar in Nederland worden ze door de ontkerkelijking steeds grotere uitzonderingen en betreffen ze een steeds kleiner deel van de gemeenschap.
In het noorden kennen we vooral de Stille Omgang in Amsterdam. Stil, omdat een processie officieel verboden was. Het 'processieverbod' is een typische polderoplossing: Nederlandse verdraagzaamheid, maar wel met mate. Godsdienstvrijheid, oké. Maar zo'n opvallende stoet mocht alleen dáár waar die al vóór 1848 gebruikelijk was.

Van alles kon aanleiding zijn tot een processie. De patroonheilige van de kerk of plaats, een kerkelijk feest zoals Palmpasen, of een historische gebeurtenis. Ook bij acute nood, zoals een belegering, werd met een processie hulp van boven afgesmeekt.
Veel minder bekend zijn de processies, die als onderdeel van de liturgie voor een bepaalde feestdag, zich geheel binnen het kerkgebouw voltrokken. Deze konden heel specifiek inspelen op de architectuur, terwijl ook omgekeerd een bepaalde plattegrond afgestemd kan zijn op processies. Een narthex, een kooromgang en soms zelfs een zijbeuksgalerij kon een rol spelen in de ceremonieën.

Tekst: Jean Penders (03-2007). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders