Wanneer de vroege christenen het moeilijk hadden, verwachtten ze van
martelaren
en andere
heiligen
geestelijke steun, want om heilig verklaard te worden,
moest bewezen worden dat ze wonderen verricht hadden. Dat verklaart waarom het smeken om een
wonder een grote rol bij de heiligenverering speelde (en speelt). Een schietgebedje tot de heilige Antonius wanneer je iets kwijt bent,
is onder katholieken een bekend voorbeeld. Komt het gezochte even later inderdaad te
voorschijn, dan is het niet erg dat de grens tussen wonder en toeval niet te trekken valt.
Naast gebed helpt ook het opsteken van een
kaars.
Het bijbehorende offer levert de
kerk tevens inkomsten, en zo komen we bij een essentieel element van de verering: hoe
meer wonderen een heilige werden toegeschreven, hoe meer
pelgrims
op
bedevaart
kwamen en
hoe meer dat opleverde. Bij deze lucratieve kant speelden
relieken,
en vooral
het
graf van een heilige
een grote rol. Een
crypte
met een
sarcofaag
spreekt ook nu nog
tot de verbeelding. Later werden de stoffelijke resten vaker in een rijk versierd
schrijn
boven het
altaar
ten toon gesteld.
Het andere uiterste is te vinden in de eenvoudige parochiekerk, waar alleen
heiligenbeelden beschikbaar waren voor het aanroepen van de vele geliefde heiligen,
liefst voor elk probleem een andere.
Tekst: Jean Penders (11-2010). Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders