Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Romano-gotiek

In de geschiedenis van de architectuur wordt de overgang van gotiek naar renaissance als een veel grotere breuk gezien dan die van romaans naar gotiek. Voor wat betreft de vormgeving is dat te begrijpen. Technisch gezien is de bouwkunst echter sterker veranderd door de opkomst van de gotiek. Er ging wel wat tijd overheen, en per streek verschilde deze evolutie nogal. Het noorden van Nederland heeft in deze periode een heel eigen ontwikkeling, met een uitstraling tot in Westfalen (Duitsland) - of is het omgekeerd? De romano-gotiek bloeit in Groningen, Friesland en in het Duitse Ostfriesland in 13e eeuw, wanneer in Frankrijk de kathedralen al bijna tot in de hemel reiken. Het gaat meestal om vrij kleine kerken (hoewel vaak fors voor de dorpen die ze bouwden), met een opvallend rijke baksteendecoratie: omkraalde nissen met siermetselwerk, negkralen en onder de typische meloengewelven de sierribben.
De baksteen is warm-rood. Zeker wanneer deze kerkjes op een terp (of 'wierde') liggen, is er geen mooier beeld om romaans Nederland te promoten.

Tegen de term 'romano-gotiek' voor deze specifieke architectuur tussen romaans en gotiek is wel ingebracht, dat dit woord teveel de nadruk legt op het gotische element. Dit bezwaar telt niet zo, wanneer men de delen als nevenschikkend leest. Er is nu eenmaal een term nodig die aan twee voorwaarden voldoet. Eerstens moet eruit blijken dat het romaans ervóór ligt en de gotiek erna, en ten tweede moet het een term zijn die niet tevens slaat op architectuur uit die tijd in andere streken. Een term als 'laat-romaans' is overal van toepassing en miskent daarmee het regionale karakter van deze stijl. Bovendien wordt gesteld dat na het 'laat-romaans' de 'laat-gotiek' volgt. Vallen alle gotische invloeden van vóór die late gotiek daarmee binnen het 'laat-romaans'? Kortom: 'romano-gotiek' is een ingeburgerde term, waartegen geen fundamenteel bezwaar is ingebracht en waarvoor geen bruikbaar alternatief is voorgesteld.

Tekst: Jean Penders, 01-2015. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders