Klik hier voor grote afbeelding (met gegevens)
Dakhelling

Als een kind een huis tekent, heeft dat meestal een schuin hellend dak, ook al woont de jonge kunstenaar zelf in een flat. Kennelijk ziet het kind een dak als een min of meer gelijkzijdige driehoek. Hoe algemeen is dat stereotype beeld? De werkelijkheid toont een grote verscheidenheid.
In de loop der tijden, vooral vanaf de 17e eeuw, zijn daken geleidelijk minder steil geworden: bij een gedeeltelijke vernieuwde kap staan daardoor soms heel verschillende dakhellingen naast elkaar: steile naast flauw hellende daken.

Een ander opmerkelijk feit is de samenhang van de dakhelling met de bouwmaterialen: gebieden met overwegend hout- dan wel natuursteenbouw tonen een ander daklandschap. De Nederlanden behoren tot de houtbouw-traditie en de daken zijn hier steiler dan zuidelijker in Europa. Dit kan samenhangen met een daar heel goedkope vorm van dakbedekking: op het dak gelegde breuksteenplaten. Die zijn nauwelijks te bevestigen en mogen toch niet naar beneden glijden. Wanneer de dakhelling zo flauw is, dat je gewoon over het dakschild kunt wandelen, dan is het gewicht van de stenen al voldoende. Een rieten dak moet steil zijn om het water af te laten vloeien en ook voor daktegels en -pannen moet het dak niet te flauw hellen.

Een heel nieuw verhaal werd mogelijk met de zinken dakbedekking: een gering afschot is al voldoende voor de afwatering. Dat wordt echter geen dakhelling meer genoemd en het dak heet dan toch echt wel plat.





Tekst: Jean Penders, 11-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders