De trots van de stad was en is vaak het carillon. Het hangt meestal in de
toren
van de belangrijkste kerk,
maar soms staat het opgesteld op het
stadhuis.
Het klokkenspel dat op vaste tijden bespeeld wordt door de beiaardier of ieder uur (of
kwartier) volautomatisch de stilte verbreekt met een melodie, willen de meesten niet missen.
Al valt het sommigen pas op als het zwijgt, bijvoorbeeld omdat de
speeltrommel,
die aangesloten is op het
uurwerk,
verstoken moet worden, dat wel zeggen: van een nieuwe melodie voorzien.
De
klokken
hangen in een
klokkenstoel.
De hamertjes, die op de klokken slaan, zijn via draden verbonden met de
toetsen van het klavier en/of de speeltrommel.
De 17e-eeuwse carillons, gegoten door François en Pieter Hemony, behoren nog steeds tot de beste.
Tekst: Jean Penders, 06-2005. Bronnen: zie literatuurlijst. Foto: Jean Penders